Blog 3 | Le Crotoy
Door Timon Teljeur
Flinke rukwinden. De camper schut. Fris buiten. Warm binnen. Kinderen slapen. Wij wakker. Christoph borstvoeding. Ik appelcider. Twee woorden.
We staan aan de rand van een écht frans plaatsje; Le Crotoy. Waarom dat een écht frans plaatsje is én hoe ik er bij kom dit als écht frans plaatsje te beschrijven, terwijl ik nog nooit eerder in Frankrijk ben geweest, vertel ik zó.
Toen we aan kwamen rijden, reed Agnes de camper direct de boulevard op. We keken om ons heen. Échte fransen keken ons ietwat vreemd aan. Toen zagen verderop een hele rij campers. Daar moesten we dus heen. Bij een camperlocatie staat niet dikwijls het huisnummer. We zijn dan genoodzaakt het midden van de weg te kiezen. Zo ook in België. Alleen, die weg daar was 10KM lang. Hier in Le Crotoy was het slechts een paar honderd meter. Dus onze standplaats vonden we snel. - Leuk om te zien; een hele rij campers met de neuzen dezelfde kant op. Gericht op een geul met daarachter een klein haventje met aanlegsteigers. De prijs is negen euro en voor stroom of water betaal je twee euro extra. We maakten een flinke bocht over het terrein en zetten de camper, met de neus in dezelfde richting, rechts naast de voorlaatste camper; de enige zonder F-nummerbord. Een echtpaar uit Nottingham, Engeland.
Christoph kreeg voeding en toen liepen we met het hele gezin het zeedorpje in. Het begint met een lange boulevard met uitzicht op de Straat van Dover. Je kunt duidelijk zien dat het een badplaats is. De boulevard is keurig onderhouden en alles is, ook in deze tijd van het jaar netjes en schoon. We liepen langs een uithangbord van een kleine rederij die een bootreis naar de zeehonden verzorgde. Heel verleidelijk, maar met een gezin een dure aangelegenheid. - In het dorpje zagen we allerlei viszaakjes. In één viszaakje, waar voornamelijk zeevruchten (o.a. kokkels, garnalen, mosselen en krab) werden verkocht, zag ik zo'n echte fransman van in de zeventig met donkerblauwe muts rap zijn taal spreken, totdat hij mij tegenover zich vond. Toen rolde er niets over zijn tong dan 'bonjour' 'un kilogramme' 'dix euro' 'merci' en 'au revoir'. Ik had mijn tasje garnalen.
In het dorpje vonden we ook een échte franse bakker. Zo één met honderd baquettes verticaal achter de toonbank. Overal zie je fransen met baquettes lopen. Het is een grappig gezicht. Ze kosten 1 euro en zijn krakend vers. Zo heb ik ze in Nederland nooit gehad. Deze keer moest Agnes deze broodjes kopen. Zij heeft twintig jaar terug vijf jaar Frans gehad. Ik hoop dat deze kennis door deze gedwongen dialogen langzaam weer boven komt drijven. Ze wees de broodjes aan, begeleid door een goed voorbereide zin; "deux baquette si vous plait' en we hadden ons stokbrood.
Op het plein aan de zee, in het centrum van de boulevard waren nog wat kraampjes, als overblijfsel van een kerstmarkt, denk ik. Een klein ijsbaantje, een draaimolen en een schietkraam. Met kleine kinderen kun je niet langs een draaimolen lopen. Je krijgt ze daar pas weg óf met een rondje draaien óf met een draai om de oren. "papa, mag ik op die draaimolen?" klonkt het driestemmig. Daarna nog een "papa daaimole" van Jona er achteraan. Ik kocht de kaartjes. Jona en Maartje zaten in de sportauto, Isaac en Aaron in een carroussel. Halverwege de rit ontdekte Aaron dat hij die carroussel kon laten draaien en omhoog en omlaag kon laten gaan én Jona ontdekte dat hij in een auto reed zonder papa en mama. Grote tranen biggelden over zijn wangen, terwijl hij luid huilde. De muziek van de draaimolen overstemde hem daarbij. Pas wanneer hij onze kant op draaide, hoorden we even zijn huiltje, daarna ebte het weer weg achter de draaiorgelmuziek. Na de rit pakte Agnes hem op en trooste hem. Toen pakte Jona mijn hand en liepen we allemaal weer terug naar de camper.
We aten stokbrood met in Zeeland gekochte Beemsterkaas. Een heerlijke en logische combinatie. Uitzicht op de geul die inmiddels, door eb, droog lag. Het werd al vroeg donker. Een panorama gezicht van de zonsondergang en daarna de duisternis met de lichtjes van de haven met daarachter de verlichte kerstbomen en draaimolen deden schilderachtig aan. Het was een prachtige dag. We besloten hier twee dagen te blijven.
Nu, op de tweede dag zijn veel campers vertrokken. Wij staan aan de buitenkant en vangen met onze alkoof veel wind. Het lijkt alsof wij de windstoten opvangen voor de overige campers. De camper schut, maar als je een voet buiten zet valt het reuze mee. Drie uur hebben we garnalen gepeld. Isaac verwijderde het staartje, Aaron de kop en Agnes het laatste stukje huid. Het werk stond niet in verhouding tot de duur van de maaltijd. Maar de smaak was voortreffelijk. De kinderen moesten wel een drempel over. Ze vonden die kromme beestjes een beetje eng. Maar toen ze papa druk zagen pellen, lieten ze zich niet kennen. Tijdens het eten waren ze zichtbaar trots. Zij hadden die garnalen immers eigenhandig de nek omgedraaid.
Het geeft een bijzonder gevoel om in Frankrijk te zijn en helemaal om zoveel ideeën over fransen bevestigd te zien. Stokbrood, snel spreken, mutsen met pompons, etc.. Het gebeurt niet vaak dat wat je verwacht van het onbekende ook daadwerkelijk in meer of mindere mate plaatsvindt. Door de regen en wind moesten we veel binnen zitten. We oefenden wat franse woordjes met de kinderen en stippelden alvast wat van de reis uit.
We zijn de Heere dankbaar dat Hij ons veilig op deze eerste plek heeft gebracht. Een klein plaatsje in een immens groot land. Het maakt ons klein. Op de kaart, maar óók voor Hem. "wat mogen wij voor U doen?" Deze vraag stellen wij heel vaak. God heeft ons helemaal niet nodig, maar Hij wil ons tóch gebruiken. Dat is een mysterie, een wonder. Want Hij kan iets zonder ons veel beter. Wij lopen Hem dikwijls maar voor de voeten. Zijn weg met ons is altijd 'trés bien' en dankbaar vouwen wij dagelijks de handen en zeggen; 'merci Ici' - Althans, vooralsnog in het Nederlands.